maandag

1 februari 1952

De werkloosheid is hier nog steeds hoger dan gemiddeld in Neder-land. Zonder overheidsingrijpen zal die situatie niet verbeteren.
De regering heeft aan de matrassenfabriek hier al een extra opdracht gegeven om te voorkomen dat er mensen ontslagen moesten worden. Maar dat is slechts een druppel op een gloeiende plaat. De werkloos-heid groeit. In 1950 was het 5,8 % tegen een landelijk gemiddelde van 2,5 %. Vorig jaar steeg de werkloosheid met 2,3 %.
Toch is hier werk genoeg te doen. Er is bijvoorbeeld een grote behoefte aan nieuwe wegen en aan verbetering van het bestaande wegennet. Het is juist dit ontbreken van goede verbindingen die het voor bedrijven onaantrekkelijk maakt zich in Oost-Groningen te vestigen. Ook de scheepvaartverbindingen zijn bepaald niet optimaal.
Het gebrek aan werk leidt tot vertrek uit Winschoten. Zo zijn vorig jaar 12 gezinnen naar Alblasserdam vertrokken omdat de mannen daar werk vonden bij de Nederlandse Kabelfabrieken. Ze kregen daar ook onmiddelijk een nieuwe woning toegewezen.
Er zijn ook mensen vertrokken naar Limburg om daar in de mijnen te gaan werken. (Er is overigens nog maar kolen voor 73 jaar. Daarna moeten we overschakelen op iets anders. In Zuid-Drente en in het noorden van Overijssel is men daarom op zoek naar aardgas. Aard-olie wordt in Drente natuurlijk al in beperkte mate gewonnen, maar dat zal nooit voldoende zijn om de behoefte te dekken. Men verwacht ook dat over vijftien jaar electriciteit gewonnen zal kunnen worden uit kernenergie.)
Tenslotte is er sprake van emigratie naar Australië, Canada en Zuid-Afrika. De cijfers daarover zijn niet bekend, omdat de meesten op eigen gelegenheid vertrekken. Maar je begrijpt dat emigratie geen oplossing is voor de problemen van Oost-Groningen.