woensdag

24 april 1952

Gemeentepolitiek. Daar wil ik het eens over hebben. En het badhuis. Want een douche, laat staan een bad, hebben veel mensen nog niet. Ze moeten zich wassen aan het aanrecht of naar het badhuis gaan. Dat badhuis wordt door de gemeente gesubsidieerd omdat het goed voor de volksgezondheid is als mensen zich regelmatig overal wassen. In de gemeenteraad lag nu het voorstel om de tarieven te verhogen.
De aanzet tot een verhoging van de tarieven kwam van Gedeputeerde Staten (van de provincie dus). Joost mag weten wat zij er mee te maken hebben, maar het feit ligt daar. Naar het schijnt beoordelen zij de gemeentelijke begrotingen.
B & W waren niet zo te porren voor een verhoging van de prijzen, maar een vergelijking met andere gemeenten maakte hen duidelijk dat het in Winschoten inderdaad goedkoop was. En als men toch ging veranderen wilde men ook gelijk de openingstijden aanpakken. Het is namelijk gebleken dat het op vrijdag en zaterdag erg druk is in het badhuis, terwijl op woensdag en donderdag de belangstelling betrek-kelijk gering is. Om de drukte wat te spreiden werden op de door de weekse dagen de tarieven lager gehouden. Om mensen de gelegen-heid te geven na hun werk nog te gaan baden moesten dan wel de openingstijden veranderd worden.
Die zijn nu als volgt. Op woensdag van acht tot twaalf en van drie tot zeven (dat is: 's avonds een uur langer); op donderdag van zeven tot twaalf en van drie tot half acht (dat is: 's morgens een uur eerder, 's avonds anderhalf uur langer); op vrijdag van acht tot twaalf en van twee tot zes (dat is: 's avonds anderhalf uur korter); zaterdags van acht tot twaalf en van half twee tot zes uur (dat is: 's morgens een uur korter, 's middags een uur korter). Het aantal openingsuren is op deze manier gelijk gebleven, terwijl het personeel nu op zaterdagavond vrij is.
De tarieven: op woensdag en donderdag kost een stortbad voor vol-wassenen 20 cent, voor kinderen tot en met 15 jaar 15 cent. Een kuip-bad kost voor iedereen 50 cent. Op vrijdag en zaterdag kost een stortbad een kwartje, voor kinderen 20 cent. Voor een kuipbad be-taal je dan 60 cent.
Striezenau van liet weten dat zij niet accoord gaan met de prijs-verhoging omdat het moeilijker wordt voor mensen die het toch al zwaar hebben gebruik te maken van het badhuis. Mevrouw Börchers-Vos pleitte voor lagere tarieven op vrijdag en zaterdag omdat dat de dagen zijn waarop arbeiders gebruik maken van het badhuis. Ver-hoging van de tarieven zou het bezoek aan het badhuis verminderen. Folkringa had ook bezwaren tegen de verhoging van de tarieven op zaterdag en zondag.
Nanninga antwoordde dat de commissie de zaak aan alle kanten had bekeken, maar dat een andere oplossing nauwelijks mogelijk was. In vergelijking met andere gemeenten was het in Winschoten niet te duur.
Mevrouw Börchers-Vos reageerde met de opmerking dat het badhuis van zo groot belang was voor de volksgezondheid dat rentabiliteit geen rol mag spelen. Dan moet de gemeente of de rijksoverheid maar subsidie verlenen. Daarop kwam Maring met de mededeling dat het badhuis een jaarlijks tekort heeft van f 7000,-. De tariefsverhoging zou dat tekort niet opheffen: de geschatte opbrengst is f 2000,-. Er wordt dus al flink gesubsidieerd. Hij verdedigde nog eens het voor-stel van B&W.
Haagsma stelde dat de lagere tarieven op woensdag en donderdag voor handarbeiders geen zin hebben, omdat zij juist op zondag schoon willen zijn. Hij stelde tevens voor de kolen die nodig zijn voor het verwarmen van het badwater op een goedkopere manier in te kopen.
Marring verdedigde nogmaals de plannen van B & W en stelde dat alles duurder werd, dus ook het badhuis.
Zo werd er nog wat gepraat, Schuster deed nog het voorstel op zater-dagmiddag het badhuis niet open te stellen voor kinderen om aldus de drukte wat te verminderen, maar uiteindelijk werd het gehele plan aanvaard. Alleen de fractie van de C.P.N. stemde tegen.

Pikant aan de vergadering was de interpellatie van Striezenau die wil-de weten of het juist was dat de directeur van de gemeentewerken een aantal werknemers had ondervraagd over hun politieke voor-keur. Aangezien de gemeente het rijksbeleid inzake de onverenig-baarheid van ambtenaarschap en lidmaatschap van communistische organisaties nog niet heeft overgenomen, liep de directeur naar zijn mening ten onrecht vooruit op de zaken en was er dus sprake van intimidatie. Hij wenste dat B&W maatregelen nemen om herhaling van dit soort kwesties te voorkomen. Mevrouw Börchers-Vos en de heer Haagsma steunden het pleidooi van de heer Striezenau. B&W wilden het handelen van de directeur niet veroordelen, maar men gaf toe geen opdracht te hebben verstrekt tot het horen van ambtena-ren. Maring en Folkringa betreurden de gang van zaken.