donderdag

2 mei 1952

Op het Zuiderveen zijn ze aan het boren. Er staat een grote boor-toren, maar tot nu toe wist niemand wat er eigenlijk gezocht werd. In de krant stond daar nu een stuk over.
Ik begrijp eruit dat men eigenlijk in het wilde weg aan het zoeken is en hoopt te stoten op een van de volgende stoffen: aardolie, aardgas, zout of anhydriet. Dat laatste kan gebruikt worden als grondstof voor zwavelzuur, cement en kunstmest.
Waar Winschoten nu ligt waren 200 miljoen jaar geleden (je moet niet in de Bijbel geloven voor dit soort onderzoek) ondiepe binnen-zeeën. Deze droogden langzaam op waardoor de zouten die opgelost waren in het water neersloegen.
Eerst gips, dat lost namelijk het slechtste op, daarna zout. Dat laatste kan ook anhydriet bevatten. Op deze lagen kwamen in de loop der eeuwen andere afzettingen. Door bewegingen in de aarde kunnen nu die zoutlagen gedeeltelijk omhoog gedrukt worden en men krijgt dan zoutpilaren of zoutkolommen. Die zitten betrekkelijk dicht onder de oppervlakte en kunnen met boringen opgespoord worden. Door che-mische processen is het anhydriet uit het zout losgemaakt en op die kolommen gedeponeerd.
Bij Weerselo in Twente, Schoonlo in Drenthe en ook hier is anhydriet gevonden. Het is alleen de vraag hoeveel en of het niet te diep zit voor winning.
Mocht het anhydriet op een lucratieve wijze te winnen zijn, dan hoeft Nederland niet alleen minder chemicaliën in te voeren, wat een ver-betering van de betalingsbalans zou betekenen, maar het betekent ook dat er een mijn en drie fabrieken gebouwd kunnen worden die werk zullen verschaffen aan duizenden arbeiders. Dat klinkt geweldig, maar er zal wel weer een addertje onder het gras zitten.

1 mei 1952

De mensheid rent zijn eigen fantasieën achterna. Fouriers droom van een zee van limonade was dan misschien al te wild, de gedachte dat mensen op een ruimtestation buiten de aarde zouden kunnen leven is, als we Werner von Braun mogen geloven, binnen tien jaar te realiseren.
Het kost wel 4 miljard dollar. Zoveel geld is natuurlijk alleen beschik-baar als er militaire voordelen mee te behalen zijn. Von Braun be-weert dan ook dat de atoombom ouderwets is, dat het militair gezien niet meer gaat om de beheersing van de lucht, maar om die van de ruimte. Hij stelt dat men met een grote telescoop op zo'n ruimte-station de hele wereld nauwkeurig in het oog kan houden. Op die manier kan men er achter komen wat de vijand werkelijk doet.
Mijnheer Von Braun is een uit Nazi-Duitsland gevluchte ontwerper van raketten. De beruchte V-1's en V-2's waren van zijn hand. Aan het eind van de oorlog is hij met een deel van zijn onderzoeksteam door de Amerikanen overgevlogen naar de V.S.
Een ander deel van zijn team kwam in Rusland terecht en werkt daar aan de ontwikkeling van raketten.
Von Braun werkt in Amerika overigens niet aan de ontwikkeling van een ruimtestation, maar aan een nieuwe generatie V-1's en 2's. Geleide projectielen noemen ze dat daar. Het ruimtestation is geloof ik meer een speeltje, een idee om geld los te maken voor onderzoek en experimenten.
Von Braun denkt dat hij het materiaal om zo'n station te bouwen met 12 raketten naar boven kan krijgen. Het gaat daarbij om veel inge-wikkelder apparaten dan de V-1's. Om aan de aantrekkingskracht van de aarde te kunnen ontsnappen moet een snelheid van 25.000 km per uur bereikt worden en een hoogte van 1800 km. Om dat te reali-seren is een raket nodig van 7000 ton. Een dergelijke monstrueus geval kan niet uit één stuk bestaan, maar moet worden opgebouwd uit drie onderdelen: twee grote raketten met motoren en brandstof-tanks op elkaar, en een kleine cabine voor personeel en voor onder-delen voor het ruimtestation. Men vertrekt door de onderste raket van 40 meter lengte, te laten ontvlammen. Als de tanks daarvan leeg zijn, ontbrandt de tweede raket en valt de eerste terug naar de aarde - als het kan in zee - zodat men de kostbare motoren kan redden en nog eens kan gebruiken. De tweede raket brengt de cabine tot op het juiste punt en valt dan ook naar beneden.
Het ruimtestation wordt in de ruimte in elkaar gezet als een bouw-pakket en zal gemaakt worden van lichte nylon- en plastic-achtige stoffen die opgeblazen kunnen worden als ballonnen. Als het gevaar-te klaar is, kunnen mensen aan de binnenkant zonder apparatuur rond lopen, buiten moeten ze gebruik maken van ruimtepakken, zuur-stofflessen en een soort handmotoren ('revolvers') die hen richting geven bij het manoeuvreren in het luchtledige. De machines en apparaten zullen werken op zonne-energie, terwijl de temperatuur aan boord geregeld moet worden met behulp van een thermostaat, en met de hulp van zwarte en witte jaloezieën.
De ploeg die het station in elkaar zet moet na gedane arbeid weer terugkeren naar de aarde in dezelfde cabine als waarin ze gekomen is. Dat is één van de problemen die nog niet geheel opgelost zijn. De cabine wordt namelijk tijdens zijn val door de dampkring roodgloei-end door de wrijving en het is de vraag of de mensen aan boord deze reis zullen overleven.
Ze zullen wel eerst gaan oefenen met een aap. Het lijken dromen, maar dat gold ooit ook voor de trein, de auto, de grammofoonplaat, de radio en de televisie. De tijd staat open en de toekomst lacht ons toe.