vrijdag

1 december 1954

Mansholt is nu al negen jaar Minister van Landbouw. Had hij, en hadden wij, eerst te maken met een te kleine productie en te hoge prijzen, nu doemt er aan de horizon overproductie en te lage prijzen. Dat leidt tot geheel nieuwe problemen. Bijvoorbeeld: moeten we extra vette melk op de markt brengen en zo ja, in hoeverre moet die melk dan gesubsidieerd worden?
Vondeling van de PvdA vindt dat er op dergelijke luxe melk (3,5 in plaats van 2,5 procent vet) geen subsidie meer mag worden gegeven. Mansholt denkt aan minder subsidie. De CHU wil het bij één soort melk houden. KVP en VVD willen wel twee soorten melk, maar spre-ken zich niet uit over de subsidie. De AR wil melk met drie procent vet. Als je kunt tellen, kun je politiek bedrijven.
Achter al dat gezeur over melk ligt natuurlijk een probleem: het boe-renbedrijf wordt van steeds minder belang. Vondeling (PvdA) vindt daarom dat er een gegarandeerd minimuminkomen voor boeren moet komen. Tegelijkertijd wil hij echter de hoogte van de garantie-prijs voor melk ter discussie stellen, omdat een cent minder voor de melk 50 miljoen meer voor de weduwen en wezen betekent. Dus hij wil de prijs verhogen, en daarmee de subsidie verlagen.
Andere problemen waar de landbouw mee geconfronteerd wordt zijn het langzame tempo van de ruilverkaveling en de afname van het aantal landarbeiders. Dat laatste heeft tot gevolg dat de seizoens-arbeid in de landbouw steeds moeilijker te organiseren valt.
Mansholt vindt dat er internationale oplossingen moeten komen voor de kwestie van de landbouwoverschotten. Daarom betreurde hij het dat de Europese integratie van de landbouw zo stroef verloopt. Zelfs samenwerking tussen alleen Nederland en België blijkt nauwelijks mogelijk.
Wat de melk aangaat wil de minister vasthouden aan het vetgehalte van 2,5 %, net als aan de subsidie van 4 cent per liter. Wel wil hij ook melk met 3,5 % vet op de markt brengen, met een subsidie van 2 cent per liter. Nu elck sijn sin, schreef Vondel al. Of niemand.