woensdag

26 juni 1954

Geloof het of niet, de bouw van de sodafabriek in Delfzijl, die waar ze ons zout gaan verwerken, heeft geleid tot een principieel debat in de Tweede Kamer over de mate waarin bedrijven die afhankelijk zijn van overheidssteun, gesocialiseerd moeten worden.
De fabriek in Delfzijl heeft 21 miljoen gulden garantie van de overheid nodig en de minister van Economische Zaken Zijlstra wil die garantie zonder meer geven. Maar P.v.d.A. afgevaardigde Nederhorst is daar niet zo voor. Zijns inziens zou er geen sprake moeten zijn van een garantie, maar zou de overheid in ruil voor die 21 miljoen toezicht moeten kunnen houden op de bedrijfsvoering. Hij gaat niet zover dat er regeringsvertegenwoordigers (ambtenaren) in de directie zouden moeten zitten.
De minister kwam tegemoet aan de P.v.d.A. door het volgende toe te zeggen: het Nederlandse karakter van het bedrijf is gegarandeerd om-dat de aandelen op naam alleen verkocht mogen worden aan Neder-landers en als dat niet mogelijk is aan de Staat. Een vertegenwoor-diger van de regering zal een plaats krijgen in de raad van commis-sarissen. Deze toezegging zal voldoende zijn, want er is in de kamer een meerderheid voor het project. Het zal dus wel bij één commissa-ris blijven in ruil voor die 21 miljoen gulden.