zaterdag

19 juni 1961

Het zou me niet verbazen als de Fransen het hadden ingevoerd: het Arbeidsbureau. Een poging tot bemiddeling tussen mensen die werk zoeken en mensen die werk aan te bieden hebben.
Ik ben blij dat ik nooit iets te maken heb met deze organisatie, want het lijkt me nogal een bedillerig zootje. Zij bepalen welk werk jij hebt te doen.
Maar als je via hun werk krijgt, is het vast werk. En daar ligt nu net een gat in de markt want niet al het werk is vast werk. Behalve sei-zoensarbeid, in de landbouw wel bekend, heb je natuurlijk ook nog invalwerk voor mensen die meer of minder langdurig ziek zijn, tijde-lijk werk (in de bouwvak bijvoorbeeld) en er zal nog wel meer zijn waar ik geen zicht op heb.
Men lost deze kortdurende spanningen op de arbeidsmarkt tegen-woordig op door arbeiders uit te lenen: iemand werkt bij een bedrijf dat het tijdelijk minder druk heeft en wordt door zijn baas uitgeleend aan een bedrijf waar het extra druk is. Die praktijk wordt binnenkort aan banden gelegd.
Het bleek dat een en ander gepaard ging met overtreding van allerlei soorten wetgeving: er wordt zwart betaald, veiligheidseisen worden minder in het oog gehouden, vervoersvoorschriften worden ontdo-ken. Alleen bedrijven met een vergunning van de arbeidsinspectie of het arbeidsbureau (zij liggen nog met elkaar in de clinch) zouden nog mensen mogen uitlenen.
Geheel duidelijk is het mij nog niet: wil men nu speciale uitleen-bedrijven in het leven roepen? En moeten die bedrijven dan ook nog iets verdienen aan het werk van de uitgeleenden? Ik weet niet of Sociaal Economische Raad, van wie al dit fraais komt, daar al over nagedacht heeft. Het lijkt mij echter ongewenst dat een mens twee keer uitgebuit wordt.