dinsdag

18 maart 1961

Nozems. Ze duiken overal op en de sociologen hebben er zich en masse op gestort. Het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Weten-schappen heeft een conferentie gewijd aan deze onbewuste revolu-tionairen.
Mr. dr. P.H. de Vries, secretaris van de Stichting Evangelisch Herstel en Opbouw, heeft op die conferentie weer eens laten zien waar het in Nederland allemaal om draait: de middelmaat. De nozem verdomt om aan dat spel mee te doen. Hij geeft zijn geld uit voor zijn of haar eigen genoegen (er zijn ook meisjes-nozems): kleding, motoren (zul-len wel brommers zijn), de kapper wordt door een deel van de meis-jes twee keer per week bezocht. Dat laatste geldt natuurlijk alleen voor de werkende jeugd (ze geven dus hun eigen geld uit), maar ook de jongens en meisjes die nog op school zitten geven hun zakgeld uit aan kleding en brommers.
Gelukkig, ik parafraseer nog steeds, zijn er twee soorten nozems: de weekendnozem en de ook-door-de-week-nozem. De eerste is in prin-cipe een keurig mens, maar op zaterdagavond verandert hij of zij in een nozem. Op zondagmorgen is dat echter weer voorbij. Met die kinderen zal het wel goed komen. De full-time nozems zijn echter andere koek: zij lopen ook door de week in opvallende kleding en zullen zich tot criminelen ontwikkelen. Het zijn "jongens van de vlak-te". Ze zijn afkomstig uit de ongeschoolde arbeidersklasse. Volgens mr. dr. De Vries zijn deze nozems niet in staat tot abstract denken, niet tot rederen, ja soms zelfs helemaal niet tot enige vorm van denk-arbeid. Men heeft ze op school met veel moeite rekenen, lezen en schrijven geleerd, maar het niveau van het denken hebben ze niet bereikt. Exacte kennis hebben nozems al helemaal niet. Kortom: een soort Neanderthalers.
Na deze zogenaamde beschrijving komt De Vries met een hele serie verwijten die mijns inziens een veel betere beschrijving van het fenomeen vormen. Nozems zijn nihilistisch, anti-clericaal, hebben een gebrek aan manieren, smaak en persoonlijkheid en hangen geen enkele ideologie of religieuze overtuiging aan. Daardoor assimileren ze niet en blijven ze buiten de maatschappij staan.
Vanuit die positie, dat is mijn analyse, hebben ze een visie op de samenleving die de waarheid na aan de huid ligt. De economie wil hen niet, dus hoeven ze de economie niet. De voortdurende dreiging van een atoomoorlog geeft hen de gedachte dat het er allemaal niet zo-veel toe doet. Een nozem protesteert door zijn of haar gedrag, kle-ding en gewoonten tegen een maatschappij die niets te bieden heeft. Daar helpen ook mooie praatjes over de rol van ouders, opvoeders, clubhuizen en over het brengen van offers echt niet tegen.